Ga direct naar: Hoofdinhoud

Zoek het uit!

Filter

Type

Filter binnen collecties

Gefilterd op:

Objecten

Objecten

Telegraaftoestel voor Morseseinen

Met dit telegraaftoestel werden morseseinen ontvangen en op papier gedrukt. De morseseinen zijn veranderingen in het stroomcircuit van de seingever (de zender van de signalen) die als elektrische stroom worden doorgegeven. Deze wisselende stroom wordt ontvangen door de elektromagneet. Die oefent kracht uit op het anker dat in de spoelen van de magneet heen en weer kan bewegen. Via het anker wordt vervolgens een stift bewogen, die tegen een strook papier drukt en daar de ontvangen morsecodes op drukt. De papierstrook wordt met een veeraandrijving gedraaid.

Seingever van een ABC-telegraaftoestel volgens Wheatstone

Dit telegraaftoestel van Cooke en Wheatstone, de ABC-telegraaf, was een vereenvoudiging van het oorspronkelijk door hun ontworpen systeem. Door het wiel te draaien konden letters en tekens die op de voetplaat zijn aangegeven geselecteerd worden, net als met de draaischijf van de vroegere telefoons. De wijzer op de wijzerplaat van de ontvanger draaide mee en wees dezelfde letters en tekens aan. De telegraaf was simpel in gebruik, maar traag.

Ontvanger van telegraaftoestel volgens Wheatstone

Ontvangsttoestel voor een lettertelegraaf volgens Wheatstone. De wijzer die de letters aangeeft ontbreekt.

Telegraaftoestel volgens Wheatstone

De eerste telegraaf werd in 1837 door Wheatstone uitgevonden. Daarin paste hij de recente ontdekking van de Deen Oersted toe dat een elektrisch stroom die door een geleider gaat een magneetnaald kan laten bewegen. In 1839 werd in London het eerste publieke telegraafnet in gebruik genomen. De telegraaf van Wheatsone was het eerste succesvolle elektrische communicatiemiddel, onder andere gebruikt bij communicatie van de spoorwegen en voor het verzenden van telegrammen. Met een seingever werden de codes voor de letters van het telegraafbericht doorgegeven. De seingever heeft vijf toetsen, die twee rijen vormen. De telegrafist toetste voor elke letter een specifieke combinatie (code) van twee toetsen in. De doorgeseinde letters, in de vorm van elektrische stroom, werden bij de ontvanger afgelezen op een wijzerplaat. Daarop was een ruitvormig raster waarin twintig letters konden worden aangegeven, de ontbrekende letters zes letters werden weggelaten. In de middenlijn van het raster draaiden vijf wijzers naar links of naar rechts, per twee aangestuurd door het stroomsignaal van de seingever. Met een combinatie van twee wijzers kon zo elk van de 20 letters op het raster worden aangeduid.